Op zoek naar doeltreffendheid in het sociaal domein

Nu gemeenten de financiële broekriem moeten aanhalen, zijn scherpere keuzes in het sociaal domein nodig. Maar weten we eigenlijk wel of ons geld in dat domein doel treft? En hoe zou je daar meer inzicht in kunnen krijgen?

Het sociaal domein geldt als één van de grootste geldslurpers in gemeenteland. Dit jaar verwachten gemeenten samen 18,4 miljard euro uit te geven aan zorg en ondersteuning van inwoners. En dat is nog zonder inkomensregelingen en participatie.  

‘Nog even en alle jongeren hebben zorg nodig. Laten we dat gebeuren?’, verzuchtte een vakgenoot die ik sprak bij de kennissessie over het Ravijnjaar. Het lijkt er wel op. Want de kosten voor het sociaal domein stijgen jaar in jaar uit. Voor dit jaar wordt een plus van 11 procent verwacht.  

Als financieel professional is het altijd een beetje gevaarlijk om vragen te stellen bij die groei. Gelukkig wordt in het sociaal domein zelf ook de discussie gevoerd over de rol en taak van de overheid: wat is een probleem dat we met of voor inwoners moeten oplossen en wat hoort gewoon bij het leven? Lees in dat kader bijvoorbeeld eens het boek van psychiater-psychotherapeut Dirk de Wachter over ‘de kunst van het ongelukkig zijn’.  

Los van dat debat is het ook goed om vanuit een meer financiële bril naar de openstaande geldkraan in het sociaal domein te kijken. Gemeenten en accountants kijken daarbij nu vooral naar doelmatigheid en rechtmatigheid. Wordt er efficiënt gewerkt, is alle in rekening gebrachte zorg ook echt geleverd? In de waan van de dag vragen we ons meestal niet af of de uitgaven wel het beoogde effect hebben gehad. 

Misschien denk je: maar daar hebben we de rekenkamer toch voor? Goed punt. Die kunnen inderdaad onderzoek doen naar de doelmatigheid in het sociaal domein. Ze kunnen moeilijker onderzoek doen naar doeltreffendheid op dit terrein want ze toetsen op het beleidskader van de gemeente. Zelfs als er duidelijke, meetbare doelen zijn vastgesteld, valt de doeltreffendheid lastig te toetsen. Dat lees je dan ook regelmatig terug in rekenkamerrapportages.  

Stel, je hebt als gemeente niet goed inzicht in de doeltreffendheid van je uitgaven in het sociaal domein en je wilt met het naderende ravijnjaar daar toch kritisch naar kijken. Wat zou dan een aanpak kunnen zijn? Ik werd laatst aangenaam verrast door de manier waarop Harold van Garderen dat bij het sociaal team van gemeente Stede Broec heeft gedaan. Daar gingen ze aan de slag met twee simpele vragen:  

  • ‘Is er echt sprake van normaliseren, socialiseren en focus op kwaliteit van leven?’ 
  • ‘Welke euro leidt tot meer leed en welke tot meer welzijn?


Met die vragen in het achterhoofd werd het reguliere cliënttrevredenheidsonderzoek vervangen door een online vertelkamer. Mensen die hulp, zorg of ondersteuning ontvangen
vertellen daarover. Ze onderzoeken daarmee zelf de doeltreffendheid. De narratieve, warme data werd vervolgens  gecombineerd met harde data op casusniveau. Zo ontstaat een beter inzicht in de doeltreffendheid van uitgaven in het sociaal domein waardoor bovenstaande vragen beantwoord konden worden.

Wat mij betreft een mooi voorbeeld van waar Planning & Control om zou moeten draaien. Want het is mooi als we ons netjes houden aan alle spelregels die we met elkaar bedacht hebben, maar wat telt echt? Dat is of we met onze uitgaven ook daadwerkelijk de gewenste maatschappelijke effecten realiseren. 

Wil je meer leren over Planning en Control bij gemeenten? Word dan lid van ons leernetwerk! Meer informatie vind je op: www.finolia.nl